Hoe het westerse publiek zijn geprogrammeerde vooroordelen onthult wanneer het wordt geconfronteerd met een objectieve analyse van de Chinese politiek

Frans Vandenbosch 方腾波  24.07.2025

De hele situatie met de ongemakkelijke vragenronde na mijn lezingen lijkt sterk op wat Marco Polo overkwam op zijn sterfbed in 1324. In die tijd werd hij, vooral vanwege zijn boek ‘Il Millione’, in heel Europa beschouwd als een fantast. Wat hij schreef over China werd niet geloofd. Toen zijn biechtvader hem op zijn sterfbed adviseerde om zijn stoutmoedige beweringen in te trekken, antwoordde Marco: ‘Nee, ik blijf bij alles wat ik heb gezegd en geschreven’. ‘Bovendien heb ik maar de helft verteld van wat ik in China heb gezien. De andere helft neem ik mee in mijn graf.’

De voorspelbare vragen na mijn lezingen

Telkens na mijn lezing over “Politiek in China”, kan ik er mijn klok op gelijkzetten met wat er daarna komt. De vragen die volgen, zijn geen vragen die voortkomen uit oprechte nieuwsgierigheid of wetenschappelijke interesse. Het zijn in feite beschuldigingen die nauwelijks verhuld zijn als vragen, uitdagingen die veel meer onthullen over de vooroordelen van de vragensteller dan over de Chinese politieke realiteit. Het patroon is zo consistent, zo voorspelbaar, dat het een casestudy op zich is geworden van cognitieve dissonantie: een venster op   hoe westerse toehoorders reageren wanneer hun zorgvuldig opgebouwde wereldbeeld informatie tegenkomt die niet past in hun vooropgestelde narratief.

“Maar hoe zit het met de mensenrechten in China?” “Hoe kun je dit presenteren zonder het autoritaire regime te veroordelen?” “Waarom heeft China de democratie in Hongkong vermoord ?” “Verspreid jij niet gewoon Chinese propaganda?” “Wie zegt dat je niet betaald wordt door de Chinese overheid?”
Dit zijn geen vragen die op zoek zijn naar een antwoord; het zijn eisen tot ideologische conformiteit, verpakt in de taal van morele bezorgdheid.

De beschuldigende toon onthult iets interessant en verontrustends over het westerse intellectuele discours over China. Het legt een fundamenteel onvermogen bloot om de Chinese politieke realiteit op haar eigen voorwaarden te benaderen, een aandringen dat alle analyses gefilterd moeten worden door een vooraf goedgekeurd moreel kader dat scepsis ten opzichte van westerse narratieven gelijkstelt aan goedkeuring van autoritarisme. Dit is geen academische benadering: het is ideologische controle vermomd als academisch onderzoek.

Cognitieve dissonantie aan het werk

Cognitieve dissonantie is een ongemakkelijk gevoel dat optreedt wanneer mensen geconfronteerd worden met informatie die in strijd is met hun eigen overtuigingen. In lezingen over China reageert een westers publiek bijna altijd door de geloofwaardigheid van de bron aan te vallen.

Ik presenteer grafieken, feiten en cijfers over Chinese bestuursstructuren, beleidsimplementatie, economische ontwikkeling en tevredenheidsenquêtes onder de Chinezen [1]. De gegevens komen uit meerdere bronnen: Chinese statistieken, internationale organisaties, westers onderzoek. Maar als de informatie niet overeenkomt met het dominante verhaal over China als inherent onderdrukkend, dan gaan de vragen achteraf niet over methodologie of bronnen  maar over mijn motivaties en loyaliteiten.

Het westerse publiek is zo grondig geconditioneerd om China door een specifieke ideologische lens te bekijken dat elke afwijking wordt ervaren als een bedreiging voor hun wereldbeeld. Onderzoek toont aan dat Westerse media systematisch negatieve aspecten benadrukken en positieve ontwikkelingen negeren [2]. Wanneer ze geconfronteerd worden met bewijs dat suggereert dat het Chinese bestuur wel eens effectief zou kunnen zijn of steun van het volk zou krijgen, is de enige beschikbare reactie het aanvallen van de boodschapper.

De valse tweedeling: veroordeling of medeplichtigheid

Misschien wel het meest onthullend is de impliciete aanname dat objectieve analyse gelijk staat aan goedkeuring. Het westerse publiek lijkt niet in staat te zijn om zich voor te stellen dat je feitelijke informatie kunt presenteren zonder deze te veroordelen als slecht of te vieren als perfect. Dit valse binaire denken onthult de intellectuele armoede van het hedendaagse westerse discours over China.

Als ik uitleg hoe het Chinese systeem goed functioneert, wordt aangenomen dat ik ofwel een apologeet van de regering ben ofwel een naïeve academicus die beduveld is door propaganda. De mogelijkheid om gewoon te doen wat academici zouden moeten doen (systemen objectief analyseren) lijkt buiten hun conceptuele kader te vallen.

Dit verhindert echt begrip. Als we de Chinese politiek alleen kunnen benaderen door morele veroordeling, zullen we nooit het genuanceerde begrip ontwikkelen dat nodig is voor effectieve beleidsvorming of diplomatieke betrokkenheid. Het aandringen dat een discussie moet beginnen met rituele veroordelingen is niet academisch;  het is ideologische catechismus.

De taal van morele superioriteit

De toon is er steevast een van morele superioriteit. Vragenstellers positioneren zichzelf als beschermers van mensenrechten en vrijheid en werpen mij impliciet af als iemand die deze waarden is vergeten. Door deze morele positionering voelen ze zich deugdzaam terwijl ze de aandacht afleiden van de inhoud.

De ironie is dat deze aanmatiging vaak een diepe onwetendheid onthult over de zaken waar ze beweren om te geven. Degenen die van mij eisen dat ik het “Chinese autoritarisme” veroordeel, weten vaak niets over de Chinese geschiedenis, cultuur of werkelijke ervaringen van burgers. Hun morele verontwaardiging is ontworpen om deugdzaamheid te tonen in plaats van zich moeten bezig te houden met complexe realiteiten.

In plaats van te vragen “Kunt u ons helpen begrijpen hoe de publieke opinie in China wordt gevormd?” vragen ze “Hoe kunt u negeren dat Chinese mensen geen stem hebben?”. De vragen onthullen vooraf bepaalde conclusies en laten geen ruimte voor oprecht onderzoek.

De expertisekloof en de implicaties ervan

Het meest opvallend is hoe beschuldigende vragen de expertisekloof tussen vragensteller en onderwerp blootleggen. Degenen die het meest aandringen op mijn veroordeling van het Chinese autoritarisme, hebben doorgaans de minste kennis over China. Ze spreken geen Chinees, hebben er niet gewoond, hebben de Chinese politiek niet bestudeerd, maar voelen zich toch gerechtigd om iemand die daar al jaren mee bezig is, de les te lezen.

Dit onthult iets verontrustends aan de westerse intellectuele cultuur. Echte expertise is minder belangrijk geworden dan ideologische conformiteit. Iemand die niets over China weet, maar er “juiste” meningen op nahoudt, wordt als geloofwaardiger beschouwd dan iemand met tientallen jaren studie die ongemakkelijke informatie brengt.

De expertisekloof verklaart waarom vragen gebaseerd zijn op verouderde of verkeerde informatie. Vragenstellers putten uit de mainstream media in plaats van uit serieus academisch onderzoek. Wanneer ik tegenstrijdig bewijs presenteer (hoge tevredenheid van de overheid in enquêtes [3], effectieve armoedebestrijdingsprogramma’s, innovatief bestuur)  is hun reactie niet om zich op bewijs te richten, maar om mijn motieven in twijfel te trekken.

De koloniale mentaliteit in academische vorm

De beschuldigende toon verraadt vaak een diep koloniale mentaliteit die weigert niet-westerse politieke systemen serieus te nemen. De aanname is dat de westerse liberale democratie de natuurlijke, universele, moreel superieure vorm van politieke organisatie vertegenwoordigt.

Dit manifesteert zich in de veronderstelling dat Chinezen ofwel niet in staat zijn hun systeem te begrijpen, ofwel te onderdrukt zijn om ware gevoelens te uiten. Het idee dat burgers oprechte redenen zouden kunnen hebben om hun regering te steunen, is in hun ogen ondenkbaar. Westerse studies tonen consequent een hoog vertrouwen in centrale overheidsinstellingen aan [4], maar dergelijke bevindingen worden als onbetrouwbaar afgedaan.

Er is ook een weigering om dezelfde analytische normen toe te passen op westerse systemen. Bij de bespreking van Chinees bestuur wordt van mij verwacht dat ik contextualiseer binnen de gestelde veroordeling. Toch worden westerse systemen geaccepteerd zonder voortdurende morele afkeuring over bijvoorbeeld Irak, ongelijkheid of politiegeweld.

De informatiebubbel en de gevolgen

De vragenronde onthult dat het westerse publiek zich in een informatiecocon bevindt die systematisch niet conforme informatie over China filtert [5]. Deze bubbel wordt in stand gehouden door selectieve media-aandacht, agendagedreven onderzoek door denktanks, academische prikkels die kritische analyses belonen en genuanceerde beoordelingen bestraffen, en sociale druk die afwijkingen van de anti-Chinese orthodoxie als moreel verdacht beschouwt.

Het westerse publiek wordt systematisch verkeerd geïnformeerd over de Chinese realiteit terwijl het constant wordt blootgesteld aan crisisverhalen en zogenaamde mensenrechtenschendingen. Dit heeft ernstige beleidsmatige gevolgen. Als westerse beleidsmakers beslissingen baseren op fundamenteel onjuiste inzichten, zullen ze verkeerde keuzes maken die zowel de westerse belangen als de wereldwijde stabiliteit schaden.

De bubbel verhindert ook om iets bij te leren. Als westerse samenlevingen weigeren Chinese innovaties te bestuderen omdat deze plaatsvinden binnen zogenaamd illegitieme systemen, missen ze kansen om hun eigen systemen te verbeteren.

Psychologische investering in Chinees falen

Heel verontrustend is hoe de vragen psychologische investering in Chinees falen onthullen. Vragenstellers lijken oprecht geïrriteerd wanneer ze worden geconfronteerd met bewijs van Chinees succes of publieke steun. Ze lijken China nodig te hebben dat faalt en onderdrukkend is om overtuigingen over westerse superioriteit te bevestigen.

Deze investering in falen verhindert het leren van Chinese innovaties, het bemoeilijkt samenwerking door te stellen dat China fundamenteel moet veranderen voordat partnerschap mogelijk is, en draagt bij aan een wij-of-zij mentaliteit die Chinees succes als inherent bedreigend beschouwt.

Onderzoek toont de effectiviteit aan van China’s strategieën voor armoedebestrijding [6], maar het westerse publiek wijst dergelijke prestaties stelselmatig af. Het meest verontrustend is dat het ideologisch fanatisme onthult dat de bevestiging van het verhaal belangrijker vindt dan het zoeken naar de waarheid.

Het verstikkende effect van beschuldigende vragen


Voortdurende beschuldigende vragen vertragen het academisch discours over China. Wetenschappers leren dat het presenteren van genuanceerde of positieve analyses leidt tot betwiste motieven en ter discussie gestelde expertise. Dit creëert krachtige prikkels om zich te conformeren aan goedgekeurde denkpatronen, zelfs wanneer bewijs elders naar wijst.

Ik heb collega’s presentaties en rapporten weten aanpassen of onderwerpen zien vermijden omdat ze bang zijn voor beschuldigende vragen. Deze zelfcensuur verarmt het academisch discours en verhindert open onderzoek, dat het kenmerk van universitair onderwijs zou moeten zijn.

Het verstikken reikt verder dan de academische wereld. Iedereen die suggereert dat Chinees bestuur effectief positieve elementen zou kunnen hebben, loopt het risico als een Chinese apologeet te worden bestempeld. Dit heeft ertoe geleid dat het westerse discours steeds verder af staat van de Chinese realiteit.

In al de jaren dat ik lezingen geef over China, Chinees staatsmanschap en politiek, heb ik een aantal duidelijke verschillen binnen mijn publiek opgemerkt: Er zijn de journalisten en politici. Zij zijn de meest fervente verdedigers van het westerse (eigenlijk Amerikaanse) narratief over China. Dit komt mogelijk doordat politici voor hun professionele carrière volledig afhankelijk zijn van de media. Er zijn de jongere generaties, de mensen die geen televisie meer kijken of voor hun wereldwijde informatie op de mainstream media vertrouwen. Zij staan open voor objectieve berichtgeving over China. Ten slotte is er een grote groep trouwe gelovigen, aanhangers van de heersende verhalen over China. Zij “weten” alles over China door hun dagelijkse consumptie van onze reguliere media.

Het falen van kritisch denken

Misschien wel het meest verontrustend is het fundamentele falen van kritisch denken onder een opgeleid westers publiek. Dit zijn vaak hoogopgeleide mensen die consequent geen onderscheid kunnen maken tussen emotionele reacties en analytisch denken over China.

Ze accepteren kritiekloos alle negatieve informatie over China, terwijl ze positieve informatie aan extreme scepsis onderwerpen. Ze gaan ervan uit dat westerse bronnen inherent betrouwbaarder zijn, zonder rekening te houden met vooringenomenheid of agenda-gedreven berichtgeving. Het meest fundamentele is dat ze niet in staat lijken te zijn onderscheid te maken tussen de vraag of ze Chinese praktijken goedkeuren en de vraag of deze praktijken wel echt bestaan.

De weg vooruit: het herwinnen van wetenschappelijke objectiviteit

De oplossing is het niet loslaten van kritische analyse, maar het herwinnen van wetenschappelijke objectiviteit die is opgegeven ten gunste van ideologische conformiteit. Dit betekent dat we de Chinese politiek moeten benaderen zoals elk ander systeem: met nieuwsgierigheid in plaats van met vooraf bepaalde conclusies, respect voor complexiteit in plaats van simpele morele verhalen, en toewijding aan op bewijs gebaseerde analyse.

Het betekent dat effectieve analyse vereist dat we systemen op hun eigen voorwaarden begrijpen voordat we ze extern beoordelen. Het betekent dat het erkennen van politieke legitimiteit meerdere vormen kan aannemen en dat publieke steun niet kan worden genegeerd omdat deze zich binnen verschillende constitutionele kaders afspeelt.

Het betekent dat we intellectuele nederigheid moeten ontwikkelen om te erkennen dat onze informatiebronnen mogelijk bevooroordeeld zijn, dat onze systemen mogelijk tekortkomingen hebben die anderen effectiever hebben aangepakt, en dat leren oprechte openheid vereist voor uitdagende perspectieven.

Conclusie: het belang van intellectuele eerlijkheid

Het belang van intellectuele eerlijkheid reikt veel verder dan in de academische wereld. Het onvermogen van westerse samenlevingen om eerlijk om te gaan met de Chinese politieke realiteit heeft diepgaande gevolgen voor internationale betrekkingen en het oplossen van mondiale problemen. Als we China niet duidelijk kunnen zien, kunnen we ons er ook niet effectief mee bemoeien.

De beschuldigende vragen na elke serieuze poging tot objectieve analyse zijn niet alleen academisch – het is een symptoom van breder intellectueel disfunctioneren dat het vermogen van westerse samenlevingen bedreigt om de belangrijkste geopolitieke ontwikkeling van onze tijd te begrijpen.

De cognitieve dissonantie toont aan dat de westerse intellectuele cultuur zo ideologisch rigide is geworden dat ze geen complexiteit of uitdaging van fundamentele aannames kan verdragen. Dit is geen teken van een zelfverzekerde, volwassen beschaving, maar van een samenleving die bang is om te leren en haar overtuigingen in twijfel te trekken.

Als westerse samenlevingen relevant willen blijven in een wereld waarin China een steeds belangrijkere rol speelt, moeten we deze intellectuele verlamming overwinnen. We moeten de moed hervinden om objectief naar bewijzen te kijken, aannames eerlijk in twijfel te trekken en nederig van anderen te leren.

..

Eindnoten

[1] Edelman Trust Barometer Global Report 2023 (Chicago: Edelman Trust Institute, 2023), 45-67. [2] Liu Xiangdong and Wang Yizhou, “Western Media Discourse and China’s International Image,” Contemporary International Relations 32, no. 4 (2022): 78-95.
[3] Richard Wike et al., “International Confidence in Xi Jinping,” Pew Research Center Global Attitudes Survey (Washington: Pew Research Center, 2023), 34-41.
[4] Zhang Ming and Li Chunling, “Public Trust and Government Legitimacy in Contemporary China,” Social Sciences in China 44, no. 2 (2023): 156-173.
[5] Kishore Mahbubani. “The information cocoon most westerners are living in is outright frightening”
[6] Chen Xiwen and Liu Yongfu, “China’s Poverty Alleviation: Achievements and International Significance,” China Rural Economy 15, no. 6 (2021): 23-39.